Natuurschatten beschrijft de rijkdom aan natuurhistorische collecties in Nederland maar biedt zelf ook een schat aan wetenswaardigheden. Over verzamelaars die hun collectie bijeenbrengen die na hun dood weer uiteenvalt. Maar vooral over wat behouden bleef, waarbij er – hoe kan het ook anders – een speciale plaats is ingeruimd voor het Teylers Museum dat onwaarschijnlijk betekenisvol is voor de wetenschapsgeschiedenis. Aan de hand van praktijkvoorbeelden volgt daarna de historie van natuurmusea in het algemeen.
Deel 1 van het boek sluit af met een verhaal over de waarde van de natuurhistorische museumcultuur waarbij de auteur duidelijk stelling neemt: “Doe gerust wat met dino’s en etaleer zeker de actualiteit van het huidige natuuronderzoek. Maar koester ook het verleden, je historie, je cultuur, de vele helden van dit vakgebied.” Duidelijke taal waar wij ons van harte bij aansluiten, want we verliezen niet alleen natuurhistorische collecties zoals die van het Ecodrome, maar ook omvangrijke bibliotheken zoals die van het Tropenmuseum. Wat overblijft richt zich op families of expliciet op kinderen en vrijwel niet meer op geïnteresseerde volwassenen die voor informatie komen in plaats van speurtocht of experience.
De sector zelf geeft in het boek aan zich niet te herkennen in de geschetste informatieverschraling. Bovendien was vernieuwing van publieksbereik volgens de sector noodzakelijk om als natuurmuseum te kunnen overleven. Er zijn inderdaad positieve uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld Geologisch Museum Hofland te Laren, maar De Ruiter heeft volgens ons hierin wel degelijk een punt – getuige ook het verdwijnen van de gespecialiseerde boekhandel in Naturalis. Vernieuwing is hier wel degelijk hand in hand gegaan met informatieverschraling van het geheel.
In een tweede deel van het boek worden vervolgens 24 Nederlandse musea met natuurhistorische (deel)collecties in hoofdlijnen besproken waarbij soms interessante details naar voren komen. Het is een heerlijke parade vol nostalgie, verwikkelingen en bijzondere gebeurtenissen. Maar bovenal is het een ode aan de natuurhistorische verzamelingen met prachtig beeldmateriaal van objecten en museumzalen.
Slechts één opmerking in de marge: het Teylers Museum is niet het oudste museum van Nederland maar het oudste nog bestaande museum. Vóór de komst van het Teylers Museum bestond er namelijk in Haarlem al een naturaliënkabinet van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, dat in 1772 opende voor publiek – en waarvan de geschiedenis zelfs terugvoert tot 1755. De Ruiter weet dit als connaisseur ongetwijfeld, maar houdt desondanks toch de mythe van Teylers als ‘s lands oudste museum in stand. Dat de natuurschatten van deze musea nog maar lang gekoesterd en bewonderd mogen worden! Het boek is daarbij een uitstekende gids.
Ruiter, F. de (2020)
Natuurschatten, natuurhistorische collecties in Nederlandse musea
Matrijs, Utrecht